Lijnmanagement tijdens stijgen en dalen
Goed lijnmanagement begint vóór je start. Leg het touw ordelijk neer in ruime, gelijke lussen en haal een paar meter door je handen om twists en knikken eruit te halen. Bepaal een vrije route van ankerpunt naar toestel en zorg dat de staart van het touw niet langs schoenen, takken of hardware schuurt. Hoe minder slap in het systeem, hoe voorspelbaarder je stijg of daal voelt.
Tijdens het stijgen wil je dat het touw vrij kan doorlopen. Houd de remhand onder het afdaal of klimtoestel, begeleid het touw rustig en voorkom kruisende lussen. Passeer je een redirect of bocht, ontlast het toestel kort voordat je bijstelt, zodat frictie niet onverwacht toeneemt. Blijf alert op randen en ruwe oppervlakken die slijtage of vastlopers kunnen geven en stuur je lijn daar waar de wrijving het laagst is.
Bij het dalen bepaalt een gelijkmatig tempo de doorloop. Begeleid de staartlijn actief met je remhand en houd los touw weg bij voeten, takken en gespen. Pauzeer je even, zorg dan dat het systeem stabiel staat en dat er geen lussen onder spanning kunnen schieten. Na afloop berg je het touw schoon en droog op, zonder scherpe vouwen. Met deze routine blijft je touwbeheer consistent en reageren stijg en afdaalapparaat zoals jij verwacht.